Karel Appel (Amsterdam 1921 – Zürich 2006)

appel

Karel Appel was een Nederlands schilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend. Hij brak door met zijn lidmaatschap van de Cobra-groep.
Hij werd geboren in de Dapperstraat te Amsterdam, een volksbuurt .Van jongs af aan wist Karel dat hij kunstschilder wilde worden, maar zijn ouders zagen hem liever in hun kapperszaak. Hij moest enkele jaren bij zijn vader werken. In 1942 ging hij toch schilderkunst studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Appel volgde deze opleiding tot in 1944. Op de academie leerde hij over kunstgeschiedenis, waarover hij van huis uit weinig had meegekregen. Hij bekwaamde zich in de traditionele teken- en schilderkunst. In de periode aan de academie ontmoette hij Corneille. Iets later maakte hij kennis met Constant. Er ontstond een intense vriendschap tussen hen die vele jaren stand zou houden. Met Constant maakte Appel na de oorlog reizen naar Luik en Parijs. De twee exposeerden samen.
In 1946 had hij zijn eerste solo-expositie in Het Beerenhuis in Groningen. Wat later nam hij deel aan de expositie Jonge Schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij liet zich in deze periode vooral beïnvloeden door de kunst van Picasso, Matisse en Jean Dubuffet. Vooral de laatste maakte rauwe werken met andere materialen dan alleen verf.
Op 16 juli 1948 richtten de kunstenaars Appel, Corneille en Constant samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, die zich Theo Wolvé noemt, en Jan Nieuwenhuys, de broer van Constant, de Experimentele Groep in Holland op. De Belgische schrijver Hugo Claus sloot later aan.
In 1948 werd in Parijs Cobra (een afkorting van Copenhage, Brussel en Amsterdam) opgericht door enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars.
In 1949 was er een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling werd een schandaal. Teleurgesteld daarover vestigde Appel zich in 1950 in Parijs. Daar introduceerde Hugo Claus Appel bij Michel Tapié, die verschillende tentoonstellingen van het werk van Appel ging organiseren. Zo kreeg Appel in 1953 een solo-expositie in het Paleis van de Schone Kunsten in Brussel. In 1954 ontving hij de UNESCO-prijs in de biënnale van Venetië. Nog steeds werd Appel niet geaccepteerd in Nederland. Zijn internationale doorbraak begon in 1953, toen zijn werk te zien was op de Biënnale van São Paulo. Eind jaren zestig verhuisde Appel naar het Château de Molesmes, bij Auxerre. Appel werd intussen steeds meer internationaal gewaardeerd. In 1968 kwam er eindelijk ook een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Exposities volgden in de Kunsthalle in Bazel, in Brussel (1969) en in het Centraal Museum in Utrecht (1970). Een reizende expositie door Canada en de Verenigde Staten volgde in 1972.
Rond 1990 had Appel vier ateliers, in New York, Connecticut, Monaco en in Mercatale Valdarno (Toscane). Karel Appel werd 2006 in besloten kring begraven op het kerkhof van Père-Lachaise in Parijs.


Karel Appel was a Dutch painter and sculptor in modern art from the second half of the twentieth century, who can be considered an expressionist. He made his breakthrough with his membership of the Cobra group.
He was born in the Dapperstraat in Amsterdam, a working-class neighborhood. From a young age, Karel knew that he wanted to become a painter, but his parents preferred him to work in their barbershop. He had to work for his father for a few years. In 1942, he nevertheless went to study painting at the Rijksacademie in Amsterdam. Appel followed this course until 1944. At the academy, he learned about art history, about which he had learned little at home. He became proficient in traditional drawing and painting. During his time at the academy, he met Corneille. A little later, he met Constant. An intense friendship developed between them that would last for many years. After the war, Appel and Constant traveled to Liège and Paris. The two exhibited together. In 1946 he had his first solo exhibition in Het Beerenhuis in Groningen. A little later he took part in the exhibition Young Painters in the Stedelijk Museum in Amsterdam. During this period he was mainly influenced by the art of Picasso, Matisse and Jean Dubuffet. The latter in particular made raw works with materials other than just paint.
On 16 July 1948 the artists Appel, Corneille and Constant together with Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, who calls himself Theo Wolvé, and Jan Nieuwenhuys, Constant’s brother, founded the Experimental Group in Holland. The Belgian writer Hugo Claus joined later.
In 1948 Cobra (an abbreviation of Copenhagen, Brussels and Amsterdam) was founded in Paris by several Danish, Dutch and Belgian artists.
In 1949 there was an exhibition in the Stedelijk Museum in Amsterdam. The exhibition became a scandal. Disappointed about this Appel settled in Paris in 1950. There Hugo Claus introduced Appel to Michel Tapié, who went on to organize several exhibitions of Appel’s work. In 1953, Appel was given a solo exhibition at the Palais des Beaux-Arts in Brussels. In 1954, he received the UNESCO Prize at the Venice Biennale. Appel was still not accepted in the Netherlands. His international breakthrough began in 1953, when his work was shown at the São Paulo Biennale. At the end of the sixties, Appel moved to the Château de Molesmes, near Auxerre. In the meantime, Appel was increasingly appreciated internationally. In 1968, he finally had a solo exhibition at the Stedelijk Museum in Amsterdam. Exhibitions followed in the Kunsthalle in Basel, in Brussels (1969) and in the Centraal Museum in Utrecht (1970). A traveling exhibition through Canada and the United States followed in 1972.
Around 1990, Appel had four studios, in New York, Connecticut, Monaco and in Mercatale Valdarno (Tuscany). Karel Appel was buried in private in 2006 at the Père-Lachaise cemetery in Paris.